Uitspraak verbindende karakter
Op 5 februari 2010 heeft de Rechtbank ‘s Hertogenbosch (zaaknummer: AWB 08/1587) uitspraak gedaan over het verbindende karakter van NEN-normen.
Deze zaak staat los van de Knooble NEN-zaak. Omdat er een uitspraak over het verbindende karakter van NEN-normen is gedaan, onder verwijzing naar het vonnis van 31-12-2008 in de Knooble NEN-zaak, is deze rechtszaak relevant.
Samenvatting uitspraak
Anders dan de rechtbank ’s-Gravenhage (uitspraak van 31 december) is de rechtbank van oordeel dat de voorschriften van het Bouwbesluit 2003, voor zover daarin wordt verwezen naar NEN-normen, verbindende kracht hebben. De omstandigheid dat deze voorschriften, waarvan ook de rechtbank aanneemt dat zij het karakter van algemeen verbindende voorschriften hebben, niet overeenkomstig de Bekendmakingswet zijn gepubliceerd doet daaraan niet af. De formele wetgever heeft in artikel 3 van de Woningwet een van de Bekendmakingswet afwijkende bekendmakingsregeling getroffen, die ertoe strekt dat de NEN-normen door de enkele verwijzing ernaar het karakter van algemeen verbind voorschrift krijgen. Voor zover die regeling afwijkt van de Grondwet blijft dit zonder gevolgen, gelet op het in artikel 120 van de Grondwet neergelegde toetsingsverbod.
De rechtsoverwegingen neergelegd in het vonnis
Verbindendheid van de NEN-normen
13. Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting gaat de rechtbank ervan uit dat de bij genoemde brief gevraagde gegevens betrekking hebben op onder meer de brandwerendheid van de dakkoepel (afdeling 2.13 van het Bouwbesluit) en op de luchtverversing en de afvoer van rook (afdelingen 3.10 en 3.14 van het Bouwbesluit), alsmede dat kennisneming van de in de van belang zijnde artikelen van het Bouwbesluit vermelde NEN-normen noodzakelijk is om te kunnen beoordelen of aan het Bouwbesluit wordt voldaan. In aanmerking genomen dat de rechtbank (binnen de omvang van het geschil) ambtshalve de verbindendheid van algemeen verbindende voorschriften moet beoordelen, en gezien de uitspraak van de (civiele kamer van de) rechtbank ’s-Gravenhage van 31 december 2008, LJN: BG8465, ziet de rechtbank zich geplaatst voor de vraag naar de verbindende kracht van het Bouwbesluit, voor zover daarin wordt verwezen naar de door de Stichting Nederlands Normalisatie-Instituut uitgegeven NEN-normen. De rechtbank ‘s-Gravenhage heeft bij bedoelde uitspraak voor recht verklaard dat de desbetreffende bepalingen van het Bouwbesluit ‘niet verbindend zijn omdat deze algemeen verbindende voorschriften niet overeenkomstig de bepalingen van de Bekendmakingswet zijn bekendgemaakt’
14. De rechtbank deelt het in rechtsoverwegingen 4.5 tot en met 4.14 van de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage uiteengezette oordeel dat de voorschriften van het Bouwbesluit, voor zover daarin is verwezen naar NEN-normen, moeten worden aangemerkt als algemeen verbindende voorschriften. De rechtbank verwijst kortheidshalve naar die overwegingen en maakt die tot de hare. Anders dan de rechtbank ’s-Gravenhage is de rechtbank evenwel van oordeel dat de omstandigheid dat deze bepalingen niet overeenkomstig de Bekendmakingswet zijn bekendgemaakt, daaraan niet het verbindende karakter ontneemt. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
15. Ingevolge artikel 3, eerste lid, aanhef en onder a, van de Woningwet kan bij of krachtens de in artikel 2 bedoelde algemene maatregel van bestuur worden verwezen naar normen of delen van normen.
16. Ingevolge artikel 89, derde lid, van de Grondwet regelt de wet de bekendmaking en de inwerkingtreding van de algemene maatregelen van bestuur. Zij treden niet in werking voordat zij zijn bekendgemaakt.
17. Ingevolge artikel 120 van de Grondwet treedt de rechter niet in de beoordeling van de grondwettigheid van wetten en verdragen.
18. De rechtbank stelt vast dat voor de verwijzing in het Bouwbesluit naar de NEN-normen een uitdrukkelijke wettelijke basis is gegeven in artikel 3 van de Woningwet. Deze wet is een wet in formele zin die in rangorde niet onderdoet voor de Bekendmakingswet. Nu het kennelijk de bedoeling van de wetgever is geweest om de NENnormen reeds door middel van verwijzing het karakter (en het effect) van algemeen verbindend voorschrift te doen krijgen (zie ook rechtsoverweging 2.5 van genoemde uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage), heeft de wetgever daarmee een van de Bekendmakingswet afwijkende bekendmakingsregeling in het leven geroepen, die de Bekendmakingswet in zoverre opzij zet. Voor zover de Woningwet daarmee in strijd zou komen met artikel 89 van de Grondwet, blijft dit zonder gevolgen in verband met het in artikel 120 van de Grondwet neergelegde toetsingsverbod van wetten in formele zin.
19. Hierbij dient te worden bedacht dat een uitleg van artikel 3 van de Woningwet, waarin wordt aangenomen dat daarmee geen afwijking van de Bekendmakingswet is beoogd, dit artikel tot een nodeloze bepaling doet zijn. Immers, geen uitdrukkelijke wettelijke basis is vereist voor het verheffen van regels van privaatrechtelijke oorsprong, zoals de NEN-normen, tot wettelijk voorschrift door deze integraal op te nemen in de desbetreffende wettelijke regeling zelf en overeenkomstig de Bekendmakingswet bekend te maken. De toegevoegde waarde van artikel 3 van de Woningwet is nu juist dat met enkele verwijzing naar de NEN-normen kan worden volstaan om ze verbindend te doen zijn.
20. Ter zitting heeft eiseres nog gesteld dat er geen sprake is van verboden toetsing aan de Grondwet, nu in feite de verbindendheid van het Bouwbesluit, een algemene maatregel van bestuur, wordt getoetst. De rechtbank volgt deze opvatting niet, aangezien in artikel 3 van de Woningwet rechtstreeks naar deze NEN-normen wordt verwezen en de toetsing daarmee toch – zij het indirect – een toetsing van de Woningwet aan de Grondwet inhoudt.
21. Dit leidt de rechtbank tot de conclusie dat de in deze procedure van belang zijnde NEN-normen verbindend geacht moeten worden.
Bespiegeling consequenties
In deze zaak was de kernvraag of een bouwvergunning op goede gronden was geweigerd en welke onderdelen van het Bouwbesluit verbindende kracht hebben. De rechtbank ’s Hertogenbosch is van mening dat de verwezen NEN normen wel verbindend zijn. Ook is de rechtbank van mening dat er geen verplichting tot publicatie is overeenkomstig de Bekendmakingswet. De enkele verwijzing is, gebaseerd op artikel 3 Woningwet, voor de rechtbank ’s Hertogenbosch voldoende. De overweging hierbij is dat het kennelijk de bedoeling van de wetgever is geweest om NEN normen reeds door de verwijzing het karakter van een algemeen verbindend voorschrift te geven. Knooble deelt deze redenering niet. De rechtbank motiveert een en ander door aan te geven dat als er geen afwijking van de Bekendmakingswet door de wetgever zou zijn beoogd artikel 3 Woningwet een nodeloze bepaling zou zijn.
Relevantie van het vonnis
Gebaseerd op deze uitspraak worden NEN-normen nu reeds geacht een onderdeel van het verbindend voorschrift te zijn én reeds in werking te zijn getreden. Als zodanig staat dit gelijk aan een wet in materiële zin. Op een wet is geen auteursrecht van toepassing. Dit maakt dat het verval van auteursrecht zich reeds heeft voorgedaan op het moment waarop het Bouwbesluit rechtskracht heeft gekregen. In de kwestie is het verval van auteursrecht het gevolg van de status “algemeen verbindend voorschrift” niet in de rechtsoverwegingen verwoord. Dit was geen onderdeel van deze zaak.
De rechter heeft terecht aangegeven dat er geen toetsing van de grondwettigheid van wetten en verdragen heeft plaatsgevonden. Dit valt immers niet onder de bevoegdheid van de rechter. Hier wringt het. In de Grondwet, hoger in rangorde, is in de artikelen 88 en 89 het “bekendmaken” als vereiste aangegeven. Hoe dit dient te gebeuren is geregeld in de Bekendmakingswet.
De situatie dat de rechtbank ’s Hertogenbosch heeft geoordeeld dat verwezen NEN-normen verbindend zijn staat haaks op de inzet van NNI en de Staat is de Knooble NEN-zaak.
Levert het vonnis van de rechtbank ’s Hertogenbosch meer duidelijkheid op?
Nee. De status “algemeen verbindend voorschrift” is weliswaar bevestigd maar daar is het niet mee geregeld. Knooble is van mening dat deze status niet kan worden afgeleid uit artikel 3 Woningwet. De aspecten die te maken hebben met publicatie van algemeen verbindende voorschiften (in het bijzonder de NEN-normen) alsmede, in dit verband, het auteursrecht, blijven vooralsnog onduidelijk.